Veen, P., Budding, T. & Minderman, G.D. (juni 2016). Relaties leggen en de kunst van balanceren: Financieel leiderschap in het voortgezet onderwijs. De Nieuwe Meso 2016(02), 43-49.
Aan de leergang Financieel leiderschap in het voortgezet onderwijs hebben inmiddels meer dan 200 bestuurders en schoolleiders deelgenomen. Een goed moment voor Pieter Veen, Tjerk Budding en Goos Minderman om op basis ervan de balans op te maken van de ‘financiële’ issues die in het voortgezet onderwijs spelen.
Bossert, J. & Vosselman, E. Controllership in de publieke sector: naar sturen op waarden of hoe sterk is de eenzame controller?
De ontwikkeling van controllership in de publieke sector heeft sterk onder invloed gestaan van het discours over New Public Management. Afgrenzing van organisatorische eenheden, interne contractering, marktwerking en accountability zijn essentiele elementen in dit discours. Toenemende complexiteit en onzekerheid in de samenleving vragen echter om een sterkere focus op (besturing van) relaties en netwerken. Controllership wordt dan minder systematisch en raakt sterker verbonden met de praktijk van alledag. Vanuit een Public Network Management-denken richten cortrollers zich op ontsluiting van informatie in concrete praktijken in netwerken. Dit vraagt om een moderne vorm van een sterke controller.
Minderman, G.D. (2006). De public controller van… Jan Hopstaken. TPC 2006(12): pp 40-42.
Jan Hopstaken (1964) is bestuurskundige en adviseur. In dit interview gaat hij in op de belangrijkste rol, uitdagingen en kenmerken van de public controller: “Een goede controller is een teamspeler, die ook dienstbaar is. Hij is klant- en servicegericht. Het gaat immers om de manager die de daadwerkelijke sturing en beheersing doet.
Vosselman, E. (2010). Accountability en de constructie van de Transparant Presterende Wetenschapper. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs en Management 2010(17): 49-54.
Accountability en de constructie van de Transparant Presterende Wetenschapper” description=”‘Accounting’ wordt meestal direct verbonden met het werk van professionals als accountants, auditors en controllers. Het heeft dan vooral een associatie met het financiële, met klinkende munt. Dat is niet de context van waaruit ik in dit essay vertrek. Ik wil vooral aandacht besteden aan de wijze waarop wetenschappers en managers met accounting zijn verbonden; aan de accountingpraktijk van en door wetenschappers en managers. Want anno 2011 is accounting verwikkeld in het management van vele organisaties, van private zowel als publieke.Het begrip ‘accounting’ omvat dan meer dan alleen in financiële termen uitgedrukte getallen; het gaat dan om kwantiteiten in veel bredere zin, om ‘financials’ en ‘non-financials’. De verbreding van de scope van ‘accounting’ hebben we vooral te danken aan de ‘relevance lost’-beweging, in gang gezet door Kaplan en Johnson, later ook door Kaplan en Norton. Zij hebben bijvoorbeeld het concept van ‘performance management’ met behulp van ‘balanced scorecards’ sterk voor het voetlicht gebracht. Door ‘management by the numbers’ penetreren accountingpraktijken diep in organisaties; zij bereiken plekken die vroeger in getalsmatige zin onzichtbaar bleven. Op die plekken helpen zij om organisatieleden (managers, maar ook anderen) verantwoordelijk te stellen. In die zin zijn getallen een fantastische mogelijkheid om calculeerbare individuen te creëren die kunnen worden ‘afgerekend’ op hun prestaties. Hier raakt ‘accounting’ aan ‘accountability’, aan rekenschap: de inrichting van verantwoordingsrelaties waarin individuen worden verondersteld redenen te geven voor hun handelen en/of het (gebrek aan) resultaat daarvan, op basis van ‘harde’ cijfers.Ik wil graag wat uitvoeriger aandacht besteden aan de wijze waarop accounting verwikkeld is geraakt in het management van universiteiten. Ik laat me daarbij inspireren door een groot aantal auteurs, in het bijzonder Callon, 1999, 2007; Gendron, 2008; Hopwood, 2008; Power, 2009; Roberts, 2009; Turk, 2004. Er is wat mij betreft alle reden om rekenschap binnen universiteiten eens tegen het licht te houden. Want kort en goed: ik denk dat de ontwikkelingen geleidelijk aan de academische vrijheid ernstig op het spel zetten en dat daarmee ook de kwaliteit van ‘academia’, van de wetenschappelijke bedrijvigheid, onder druk staat.Dit is dus een kritisch essay. Kritiek die zich overigens niet richt op personen in specifieke situaties, maar wel op een systeem. Ik plaats de ontwikkelingen in rekenschap eerst in de context van zowel de toenemende ‘financialization’ in de samenleving, als van de ontwikkeling van ‘New Public Management’. Die ontwikkelingen zijn gepaard gegaan met een goed verstandshuwelijk tussen ‘Accounting/’Finance’ en inzichten uit de economische organisatietheorie. Dat laatste heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de universiteit tot marktbureaucratie. In zo’n marktbureaucratie ontwikkelt de wetenschapper zich tot een leverancier op een markt, maar verliest tegelijkertijd academische ziel. Ik laat zien hoe in zo’n marktbureaucratie ijdelheid, opportunisme en angst de belangrijkste drijfveren worden voor prestatie. Deze drijfveren en de inhoudelijke verschraling van het onderzoek dat ermee is verbonden kunnen gemakkelijk leiden tot een intellectueel falen (en hebben daar volgens sommigen al toe geleid). Tot besluit schets ik een weg vooruit.